Cornas

Op de uitlopers van het Centraal Massief, ten noorden van Valence en westelijk ten opzichte van het gelijknamige dorp bevinden zich de wijngaarden van Cornas. Ze liggen in een halve cirkel (zuid-zuid-oost ligging) tegen de heuvels geplakt en vormen een soort natuurlijk amfitheater. Dit geeft enige bescherming tegen de harde Mistral wind. Cornas verwierf in 1938 de AOC-status, terwijl het gebied in 1960 fors werd uitgebreid. Hoewel qua volume (131 hectare in 2013) onderschikt ten opzichte van de andere noordelijke ‘appellations’ komen hier de meest ferme rode wijnen van de Noord Rhône vandaan. De belangrijkste lieu-dits (percelen) zijn le Chaillot, le Renard, la Côte, la Génale, Patou, les Sept Vaux, le Calvaire, les Mazas.

De bodem bevat veel graniet en kalksteen, met name in de hoger gelegen wijngaarden in het noorden. De wijnen zijn hier fris en tanninerijk in vergelijking tot de lager gelegen percelen. De oudste stokken bevinden zich in de naar het zuiden gerichte wijngaarden ten midden van de Cornas-appellatie. De bodem bevat hier meer gneis en klei, waardoor de wijnen hier rijker en voller zijn, met rijpe en ronde tannine. De grond is het zuiden is door het aanwezige zand losser van structuur; de wijnen zijn hier soepeler en aromatischer, maar hebben (relatief gesproken) minder bewaarcapaciteit. Het toegestane rendement is 40 hl/ha; het gemiddelde rendement in 2013 bedroeg 30 hl/ha.

De traditioneel geproduceerde wijnen zijn diep van kleur, rijk aan tannine en enigszins ‘rustiek’. De mineraalrijke granietbodem maakt de wijnen (altijd 100% syrah) in hun jeugd streng; enkele jaren flesrijping is daarom aan te bevelen. De laatste vijftien jaar is op dat front wel wat veranderd. Bij zowel de klassieke wijnmakers als bij de modernisten is de densiteit van de wijnstokken verhoogd en er wordt secuurder in de kelders gewerkt. De wijnen hebben hierdoor aan zuiverheid, mineraliteit en fruit gewonnen, en zijn ze in de jeugd toegankelijker geworden. De moderne garde is voorstander van het (deels) ontstelen van de druiven, van een langere periode van schilinweking, van vergisting bij lage temperatuur en van het gedeeltelijk lageren van de wijn op nieuwe barrique. De oude school pleit “slechts” voor regelmatige pigéage (onderdompelen van de mostkoek tijdens de vergisting), voor meer extractie en voor een kortere lageringsperiode (nog steeds gemiddeld zo’n achttien maanden) op grote gebruikte vaten (demi-muid of foudre). Over smaak valt te twisten en dus zijn beide scholen in het assortiment vertegenwoordigd.

Toont alle 2 resultaten